Tamme muis

De relatie tussen mens en muis bestaat al duizenden jaren. De Oude Grieken hielden muizen in gevangenschap, net als Chinezen en Japanners. Dankzij mensen zijn muizen over de hele wereld terechtgekomen. De dieren reisden aan boord van zeeschepen mee. Van nature leefde de huismuis - de ‘voorouder' van de tamme muis - op de steppen en halfwoestijnen van het Middellandse Zeegebied, het Midden-Oosten en Zuidoost-Azië.

Mensen gingen met huismuizen fokken. Ze maakten er onder andere laboratoriummuizen van. Het werden proefdieren voor de medische wetenschap. Vervolgens werden laboratoriummuizen gebruikt om er tamme huisdieren van te maken, met allerlei kleuren zoals wit, zwart en bruin. 

Vanwege de veelheid aan kleuren wordt de tamme muis ook kleurmuis genoemd. Zijn bontgekleurde vacht ziet er heel anders uit dan de bruingrijze vacht van de huismuis. Behalve allerlei kleuren zijn er ook allerlei typen haren bij kleurmuizen te vinden. Zo zijn er zelfs langharige exemplaren bij. 

Muizen zijn knaagdieren. Hun tanden groeien het hele leven door. Ze moeten knagen om hun gebit gezond te houden. Plastic speeltjes of een plastic hok zullen dan ook niet lang meegaan. De nagels van muizen hoeven meestal niet te worden geknipt. Als ze te lang worden helpt het om in hun hok een steen te leggen om overheen te lopen. Dan slijten de nagels vanzelf.