Indonesisch mini varken

Net als alle andere varkensrassen, stamt het Indonesische minivarken af van het wild zwijn. In de natuur bestaan 13 soorten wilde zwijnen. De voorouder van het varken komt uit Euraziƫ en Noord-Afrika. Ongeveer 7.000-6.000 jaar voor Christus werden varkens een belangrijk bron van vlees voor mensen. Dit gebeurde in het Midden-Oosten, Zuidoost-Aziƫ en het Verre Oosten. De eerste varkens kwamen tussen 5.000 en 4.000 jaar voor Christus naar Nederland. Wereldwijd bestaan er ongeveer 300 varkensrassen die door mensen zijn gefokt.

Het minivarken is speciaal gefokt vanwege de behoefte aan een klein, handelbaar varken voor de medische wetenschap. In de jaren 60 van de vorige eeuw kruiste men het Vietnamese hangbuikzwijntje met andere rassen. Het resultaat zijn meerdere minivarkensrassen. Varkens zijn geschikte proefdieren, omdat ze veel eigenschappen met mensen delen.

Het Indonesische minivarken is stukken kleiner dan andere varkensrassen. Ook zijn de oren kleiner en heeft het minivarken een gedrongen bouw. Een ander verschil tussen het minivarken en andere varkens zit in zijn staart. Die is recht in plaats van gekruld.

Op de kinderboerderij mogen de varkens lekker naar buiten. Met hun speciale snuit wroeten ze graag in de grond, op zoek naar voedsel. Ook zijn varkens dol op een modderbad. De modder werkt goed tegen kleine beestjes die op de huid gaan zitten. Als de modder opdroogt, valt dit er samen met de huidparasieten vanaf. Toch zijn te veel modderbaden niet goed voor varkens. Ze hebben een droge huid. Met af en toe een scheutje zonnebloem- of sojaolie door het eten blijft de huid gezond.