Twentse landgans
De vroegste beschrijving van de Twentse landgans stamt uit 1817. Dat de dieren in het oosten van het land (Twente, Achterhoek) werden gefokt is geen toeval. Vanwege de laaggelegen gronden die als gevolg van het overstromen van beekjes en rivieren regelmatig onder water liepen - de zogenoemde ‘broekgronden' - was veeteelt hier nauwelijks mogelijk. De boeren zochten hun toevlucht in ganzen.
Ganzen zijn in het noordwesten van Europa eeuwenlang als huisdier gehouden. De oudste informatie hierover gaat 6.000 jaar terug. Wat ganzen zo populair maakt is hun veelzijdigheid. Ze leveren eieren, vlees, dons en mest. Van de veren werden vroeger pennen gemaakt om mee te schrijven.