Pauw

In het wild leven pauwen in de oerwouden van tropisch Azië. Ze zijn graag in de buurt van water. Er zijn drie soorten pauwen: de blauwe pauw, de groene pauw en de Congopauw. De pauw die door mensen wordt gehouden is de blauwe pauw. Deze komt van oorsprong uit India. De witte pauw is een kweekras van de blauwe pauw. Vanwege zijn spierwitte verenkleed wordt hij ook wel ‘bruidspauw' genoemd.

De mannetjespauw (haan) staat bekend om zijn uitbundige staart. Deze bestaat uit sterk verlengde veren die in rust vlak over de grond slepen, net als de sleep van een bruidsjurk. Het uiteinde van de staartveren heeft een kleurig ‘pauwenoog'. De haan zet zijn staart op om indruk te maken op de vrouwtjes (hennen). Als het versieren lukt, draait de haan zich met zijn rug naar de hen. Deze moet dan om de haan heen lopen. Zo krijgt ze een nog beter beeld van zijn verenpracht. De paartijd is tegen het eind van de winter. 

Eens per jaar gaat de pauw twee weken in de rui om de veren van zijn staart te vernieuwen. Dat gebeurt in de zomer. In het najaar en de winter groeien zijn staartveren weer aan zodat ze op tijd klaar zijn om opnieuw een vrouwtje te versieren. De sleep van de pauw bestaat uit wel 150 veren. Als je zo'n veer vindt, brengt dat geluk. Ten minste, dat denken veel mensen.